
"Nulla scola est" (er is geen school) lezen wij in een verslag van de deken van de Antwerpse kristenheid in het jaar 1572. De eerste vermelde schoolmeester-koster, magister Carolus Vermuelen, overleed in 1595.
In 1608 werd er voor het eerst over een schoolgebouw gesproken. Het bestond uit een armzalig huisje met stro bedekt, dat toebehoorde aan de armenzorg van de parochie. Het stond op de noordoostzijde van het toenmalige kerkhof. (nu dus in het straatje achter de St-Bavokerk)
In het midden van de zeventiende eeuw ontstond er een ongekende concurrentiestrijd tussen een jonge Boechoutenaar zonder handen of voeten uit de Vinkenstraat en de toenmalige koster-schoolmeester Jan De Groot … Na zijn dood kwam de school in de vaardige handen van de hoogstaande Boechoutse familie Laeremans (tot 1793)
In 1824, onder Willem I dus, besloot men "de school van de gemeynte" te vergroten. Het was een rechthoekig gebouw uit baksteen met een rieten dak zonder speelplaats. De kinderen speelden op de weg en soms ook op het kerkhof. In 1830, bij het ontstaan van het koninkrijk België, waren er in de school van meester Boex 170 leerlingen tijdens de winter en ongeveer honderd in de zomermaanden. (wellicht omdat de afwezigen hun ouders op het veld moesten helpen)
Op de hoek van het Dorpsplein en de weg naar Hove(eerder feestzaal De Valk, nu café Falco)

werd in 1848 een nieuwe school gebouwd. De speelplaats bevond zich aan de westzijde en bestond uit twee delen, afgescheiden door een muur voor respectievelijk jongens en meisjes. In 1849 begonnen de meisjes langzaam aan over te sijpelen naar de pas gestichte meisjesschool van de zusters Annonciaden.
Dertig jaar later zag de toenmalige bovenmeester Frans Thys -door de liberale ongelukswet, waardoor alle godsdienstigheid uit de gemeentescholen diende verbannen te worden- zijn school verder leeg lopen, zeker toen er een katholieke jongensschool werd opgericht in de Alexander Franckstraat. In 1884 dreigde de catastrofe toen de gemeenteraad de vrije scholen aannam en de gemeenteschool wilde sluiten. Dit wekte heel wat beroering in het dorp en men besloot dan maar de beide jongensscholen te versmelten tot de gemeentelijke jongensschool.
Op 10 april in het jaar 1900 besloot de gemeenteraad tot het bouwen van een nieuwe school. Ze had vier klaslokalen die nog steeds tot onze school (zie gebouw eerste leerjaren en katholieke godsdienst) behoren.
Tijdens het interbellum (de periode tussen de beide wereldoorlogen) groeide de school verder aan, zodat in 1924 vier nieuwe klassen werden bijgebouwd.

>(die ondertussen plaats hebben gemaakt voor het grote blok met de refter, een audiovisuele zaal en de toiletten) De economische crisis in de jaren 30 had een gunstig gevolg op de schoolbevolking toen de zogenaamde "betaalde scholen" te duur werden voor de meeste ouders. Zo steeg het aantal leerlingen tot 359. Door allerlei omstandigheden, denk maar aan wereldoorlog II en al zijn gevolgen, was de schoolbevolking onder "bestuurder" J. Thys tot 200 teruggelopen, toen hij in 1950 op rust ging.

Op 26 september van datzelfde jaar werd er opnieuw gebouwd: een bureau en lokaal voor medisch toezicht (nu het klasje voor de 2,5 jarigen), sanitair en een refter met kleine keuken (nu de open ruimte tussen de spiegelzaal en oude gebouwen).
* naar de geschriften van J. Jacobs (gemeentegids 1976)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten